Er bestaan nog steeds ziekten waartegen geen goede medicijnen voor bestaan.
Dieren die deze ziekten krijgen kunnen niet of niet goed behandeld worden.
Gelukkig  kunnen we tegenwoordig tegen een aantal ziekten dmv vaccinatie  bescherming bieden.

Wanneer een kat wordt gevaccineerd, gaat het dier afweerstoffen maken  tegen de ziekte(n) waartegen is gevaccineerd.
Omdat er gebruikt wordt  gemaakt van verzwakte of gedode ziekteverwekkers zal de kat niet ziek  worden.
De aangemaakte afweerstoffen geven de kat voor een bepaalde  periode bescherming.
Voor de ene ziekte ontstaat er langere bescherming  dan voor de andere ziekte.
De vaccinatie tegen hondsdolheid en  kattenziekte geeft bijvoorbeeld 3 jaar bescherming, maar tegen  niesziekte niet langer dan een jaar.
Dit is de reden dat we uw kat niet  ieder jaar dezelfde vaccinatie geven, maar de vaccins afwisselen en zo  zorgen voor een optimale bescherming en een minimale belasting van het  lichaam.

Voor een goede opbouw van afweer is het belangrijk dat de kat gezond  is.
De aanwezigheid van ziekten, infecties met parasieten of incomplete  voeding kunnen een verminderde weerstandsopbouw tot gevolg hebben.
Daarom wordt uw kat helemaal nagekeken vooraf aan de vaccinatie.
Tijdens  de gezondheidscontrole is er ook aandacht voor parasieten,  voeding/gewicht en het gebit.
Samen met u bespreken we welke vaccinaties  noodzakelijk/ aan te raden zijn voor uw kat.

Jonge dieren hebben een minder ontwikkeld afweersysteem en bouwen  daardoor een minder goede afweer op.
Daarnaast hebben jonge dieren vaak  nog afweerstoffen die afkomstig zijn van de melk van de moeder.
Deze  afweerstoffen remmen de weerstandsopbouw.
Dit is de reden waarom kittens  meerdere keren gevaccineerd moeten worden om een goede bescherming te  verkrijgen.

Vaccinatie- schema kat:

op 9 weken leeftijd: de eerste vaccinatie

op 12 weken leeftijd: de tweede vaccinatie

op 1 jaar leeftijd: de derde vaccinatie

Daarna wordt de kat ieder jaar gevaccineerd, maar wisselt de entstof.

Katten kunnen tegen de volgende ziekten gevaccineerd worden:

Kattenziekte

Deze zeer besmettelijke ernstige ziekte geeft vooral bij jonge katten  problemen.
Het virus vermeerdert zich in de snel delende cellen van het  beenmerg en de darmen.
De ernst van de symptomen hangt af van de  leeftijd van de kat en de weerstand tegen kattenziekte op het moment van  de infectie.
De symptomen kunnen zijn: buikpijn, koorts, braken,  diarree en uitdroging.
Door de verminderde weerstand kunnen andere  infecties het ziektebeeld verergeren.
Bij dieren die de besmetting  overleven kan nog enkele weken tot maanden diarree aanwezig blijven.
Infecties bij drachtige poezen kan leiden tot geboorte van afwijkende  kittens.
Het virus kan jarenlang in de omgeving besmettelijk blijven.
Na  vaccinatie ontstaat een goede en langdurige bescherming.
Wanneer de kat  zijn 3 boostervaccinaties gehad heeft, wordt het dier elke 3 jaar tegen  deze ziekte gevaccineerd.

Niesziekte

Niesziekte wordt veroorzaakt door verschillende virussen en bacteriën.
Daarnaast spelen huisvesting, klimaat en verzorging ook een rol in het  ontstaan van deze aandoening van de voorste luchtwegen.
Zoals de naam al  zegt is het een soort verkoudheid.
De verschijnselen kunnen variëren  afhankelijk van de verwekker, de weerstand en leeftijd van de patiënt.
Het ene dier zal alleen niezen, wat hoesten en oog- en neusuitvloeiing  hebben, bij een ander kunnen er koorts en blaasjes op de tong  verschijnen en in ernstiger gevallen kan een bronchitis en/of  longontsteking optreden.
Met medicijnen is de ziekte wel te genezen,  maar sommige katten houden er een chronische loopneus en/ of ontstoken  oogjes aan over.
Veel dieren die de ziekte hebben doorgemaakt blijven  drager .
Bij verminderde weerstand kan het niezen opnieuw de kop op  steken en kan de kat weer andere katten besmetten.
Contact tussen katten  en contact met besmette materialen vormen de belangrijkste manieren van  besmetting.
Vaccinatie tegen niesziekte geeft geen 100% bescherming.
Gevaccineerde dieren kunnen toch een milde vorm van niesziekte krijgen.
De kans op complicaties zoals longontsteking en/of bronchitis is dan wel  aanzienlijk kleiner.
Voor een goede basisbescherming is het belangrijk  dat een paar weken na de eerste vaccinatie een boostervaccinatie volgt.
Daarna is het belangrijk deze boostervaccinatie jaarlijks te herhalen.

Hondsdolheid (=rabiës)

In Nederland komt hondsdolheid gelukkig niet veel voor, maar in een  aantal Europese landen is het een groot probleem.
De infectie wordt meestal door een beet van een besmet dier opgelopen.
Het virus tast de  hersenen aan en geeft vreemd gedrag.
Agressie en watervrees kunnen ook  optreden.
Dieren en mensen gaan vrijwel zeker dood binnen 7 dagen na het  starten van de ziekteverschijnselen.
De tijd tussen besmetting en het  ontstaan van de symptomen kan echter maanden duren.
Dieren met  hondsdolheid moeten direct worden ingeslapen om (verdere) besmetting te  voorkomen.
Na contact met een verdacht dier is het advies direct contact  op te nemen met een arts.
Snelle behandeling kan bij de mens levensreddend werken.

Na vaccinatie heeft uw kat een langdurige bescherming.
Wanneer uw kat  naar het buitenland gaat is het verplicht het dier 21 dagen voor vertrek  te laten vaccineren.
Daarna is het voor reizen binnen de EU voldoende als er elke 3 jaar een boostervaccinatie volgt.
Een aantal landen heeft strengere eisen.

 Laat u altijd informeren over inentingen door uw dierenarts.
Naast deze enting kunt u ook nog enten tegen Chlamydia en Rabiës.
Entingen tegen Felv, FIV, Fip zijn in Nederland niet standaard,
en om verschillende redenen wordt deze entingen niet routinematig toegepast.
Vraag uw dierenarts.

Voorbeeld

 

9 weken 12 weken 16-19 weken 1 jaar 2 jaar 3 jaar 4 jaar etc.
Kattenziekte
Niesziekte

De verschillen tussen geattenueerd       en geïnactiveerd vaccin

 

Levend vaccin Dood vaccin
Vermenigvuldiging in gastheer Geen vermenigvuldiging in gastheer
Humorale en cellulaire  immuniteit Vrijwel geen cellulaire immuniteit
Meestal eenmalig vaccineren Twee vaccinaties noodzakelijk
Langdurige immuniteit Kortdurende immuniteit
Kans op interferentie maternale antilichamen Minder kans op interferentie maternale antilichamen
Weinig lokale reactie en residuen Relatief veel kans op locale reactie en residuen
Kans op uitscheiding Geen kans op uitscheiding
Kans op persistentie Geen kans op persistentie
Kans op reversie naar virulentie Geen kans op reversie naar virulentie
Meestal geen adjuvans nodig Altijd adjuvans nodig
Geen conserveringsmiddel (houdbaarheid beperkt) Vaak conserveringsmiddel (betere houdbaarheid)
Goedkoper dan dood vaccin Duurder dan levend vaccin

Verkrijgbare entstoffen

Vaccin Dood/levend             Antigeen             Adjuvans
Eurifel CH Dood (FCV)Subunit   (FHV1) FCV/FHV1 Ja; olie-achtig
Eurifel P Levend FPV Nee
Fel-o-vax CHP (chlam) Levend FCV/FHV1/FPV/(chlam) Nee
Fel-o-vax-I-CHP(chlam) Dood FCV/FHV1/FPV/(chlam) Ja: geen aluminium
Feligen CRP Levend FCV/FHV1/FPV Nee
Felocell CVR (-C) Levend FCV/FHV1/FPV/(chlam) Nee
Felocell RC Levend FCV/FHV1 Nee
Fevaxyn FeLV Dood (subunit) FeLV Ja: carbomeer
Leucogen Dood (subunit) FeLV Ja: aluminium en saponine
Nobivac tricat (CHL) Levend FCV/FHV1/FPV/(chlam) Nee
Primucell FIP Levend Corona Nee
Nobivac Rabies Dood Rabiës Ja: aluminium
Dohyrab Dood Rabiës ?
Rabigen Dood Rabiës Ja: aluminium
Rabisin Dood Rabiës Ja: aluminium

 

FCV-Feline Calici virus
FHV-Feline Herpes virus
FPV-Feline Panleukopenie virus (kattenziekte)
FeLV-Feline Leukemie Virus             chlam-chlamydia
Rabies-hondsdolheid